Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5575

Datum uitspraak2005-10-07
Datum gepubliceerd2005-11-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 05/2891
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Voorlopige voorziening; schorsing ongeldigverklaring rijbewijs burgemeester.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht Registratienummer: AWB 05/2891 Uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [verzoeker] wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. B.M. Speel-van Dijk, en de burgemeester van de gemeente Arnhem, verweerder. 1. Procesverloop Verweerder heeft bij besluit van 22 juni 2005 verzoekers rijbewijs ongeldig verklaard. Tegen dit besluit (verder: bestreden besluit) heeft verzoeker op 4 augustus 2005 bezwaar gemaakt. Bij brief van gelijke datum heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft op 12 augustus 2005 een verweerschrift ingediend. Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 oktober 2005. Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.M. Speel-van Dijk, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R.G.J.Th. Kroes. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Artikel 124, eerste lid, aanhef en sub d, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) luidt: Onverminderd de artikelen 132, tweede lid en 134, derde lid, wordt een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels voor een of meer categorieën van motorrijtuigen of voor een deel van de geldigheidsduur ongeldig verklaard indien: [...] d. de houder blijkens een op diens verzoek uitgevoerd onderzoek niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft, voor die categorie of categorieën en, indien bij dat onderzoek blijkt dat hij tevens niet beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van een andere categorie of andere categorieën dan waarop het onderzoek betrekking heeft, tevens voor die andere categorie of categorieën. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie als bedoeld in artikel 124, eerste lid, sub d, van de WVW 1994 van toepassing is en dat verweerder derhalve gehouden was het rijbewijs ongeldig te verklaren. Bij uitspraak van heden in de zaak geregistreerd onder procedurenummer 05/2892 (aangehecht), is voorshands geoordeeld dat de stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verder: het CBR) niet bevoegd was om verzoeker te laten keuren in verband met mogelijk alcoholmisbruik en heeft de voorzieningenrechter het besluit van het CBR, inhoudende weigering van de verklaring van geschiktheid, geschorst. Hieruit volgt dat voorshands geoordeeld moet worden dat er gerede twijfel is dat ook het bestreden besluit in bezwaar niet stand zal kunnen houden, zodat het verzoek om voorlopige voorziening, mede gelet op de betrokken belangen, dient te worden toegewezen. De voorzieningenrechter acht voorts termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 344 zijnde € 322 aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift en zitting; wegingsfactor 0,5) en € 20 aan verletkosten. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. De genoemde kosten dienen, aangezien verzoeker met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank. Tevens dient verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Beslist wordt als volgt. 3. Beslissing De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit; bepaalt dat verweerder wordt gelast om verzoeker weer in het bezit te stellen van zijn rijbewijs; veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 344; wijst de gemeente Arnhem aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden en bepaalt dat de betaling van dat bedrag dient te worden gedaan op bankrekening 1923.25.752 ten name van DS 533 arrondissement Arnhem, onder vermelding van registratienummer 05/2891; bepaalt dat de gemeente Arnhem aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ad € 138 vergoedt. Aldus gegeven door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2005. De griffier, De voorzieningenrechter, Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Verzonden op: